|
Regen uit Nimbostratus. Oplossende Nimbostratus met wolkenflarden. Hoogte: 2000 - 5000 meter. Ontstaan: Voortgaande langzame optilling van lucht tegen een berghelling (zie Alpenstuw) of langs een warmtefront, doet steeds meer waterdamp condenseren. Op grote hoogte vormen zich eerst ijskristalletjes (Cirrostratus), maar lager ook onderkoelde waterdruppeltjes naast ijskristalletjes (Altostratus). Bij temperaturen tussen -9° C en -15° C gaat een gedeelte van de onderkoelde druppeltjes over in ijskristalletjes. De watermoleculen in een ijskristalletje kunnen daaruit moeilijker ontsnappen dan uit een een vloeibaar onderkoeld druppeltje van dezelfde temperatuur. Ten gevolge daarvan is de dampspanning rondom het druppeltje groter dan rondom de ijskristalletjes. Dat heeft weer tot gevolg dat er waterdamp van de druppeltjes naar de ijskristalletjes gaat stromen. Deze groeien dan aan ten koste van de geleidelijk verdampende druppeltjes. Uiteindelijk worden ze zwaar genoeg om te vallen. Het neerslagproces is begonnen. De sneeuw dwarrelt omlaag. Passeert de sneeuw luchtlagen met een temperatuur boven nul dan smelt de sneeuw en bereikt de grond als regen. Tijdens hun val vangen de ijskristallen talrijke kristallen in. Zo ontstaan grote sneeuwvlokken. Betekenis voor het weer: * Zolang de Nimbostratus structuurloos en ééntonig grijs blijft, valt aanhoudend neerslag. Bij oostenwind ook wel 'landregen' genoemd. * Worden er vormen herkenbaar in de Nimbostratus en komen er geleidelijk lichte plekken in het gesloten wolkendek, dan zal de gelijkmatige regen binnenkort minder worden en tenslotte helemaal ophouden. |