Zonder atmosfeer zou de temperatuur overdag heel hoog en 's nachts heel laag worden,
gemiddeld zo'n 33° Celsius lager dan de huidige 15° Celsius. Dat komt doordat de
atmosfeer werkt als een beschermende deken die zorgt voor een evenwicht tussen de
geabsorbeerde zonnestralen en de gereflecteerde warmte onder de vorm van infrarode
straling. Dit evenwicht zorgt voor het smalle temperatuurbereik waarin het leven op aarde
kan bestaan.
Invallend Zonlicht.
De atmosfeer vermindert de hoeveelheid die het oppervlak van de aarde
bereikt. Wolken weerkaatsen ongeveer 30% van het licht dat erop valt en absorberen
ongeveer 15% van het zonlicht dat ze passeert. Een heldere atmosfeer zonder wolken
absorbeert maar ongeveer 17% van het zonlicht dat passeert. Reflectie vanaf het
aardoppervlak speelt ook een grote rol: verse sneeuw reflecteert tot 90% van de
zonnestraling die erop valt, en woestijnzand ongeveer 30%. Oceanen en tropische wouden
absorberen 90% of meer van alle zonnestraling.
Uitgaande Warmte.
Het aardoppervlak neemt ook een deel van het zonlicht op en straalt dit weer
uit als warmte of infrarode straling. De atmosfeer bestaat voor het grootste deel uit
stikstof en zuurstof, die het grootste deel van infrarood licht laten ontsnappen naar de
ruimte. Er zijn echter 'broeikasgassen' die infrarood licht absorberen en terugkaatsen
naar de aarde. Dit opwarmingsproces is bekend als broeikaseffect.
De belangrijkste broeikasgassen zijn waterdamp, ozon en koolstofoxide. Andere gassen zijn
methaan, chloorfluorwaterstoffen (CFK's), stikstofoxide en zwaveldioxide. Het beeld van de
broeikas wordt gebruikt omdat deze gassen net zo werken als het glas van een broeikas, dat
zonlicht binnenlaat, maar warmte tegenhoudt. Daardoor ontstaat een warme omgeving waarin
planten gedijen.
Het Effect Vergroot.
Door menselijke activiteiten zoals de verbranding van fossiele brandstoffen,
neemt de concentratie van broeikasgassen en dus ook broeikaseffect toe. De enige manier om
de gevolgen te berekenen bestaat in het maken van algemene circulatiemodellen (ACM's). Als
men voor de begintoestanden van de atmosfeer en de oceanen cijfers invoert, bootst het
model wereldwijde weerpatronen na.
Door klimaatmodeleen te ontwerpen, kan men nagaan hoe het klimaat op menselijke
activiteiten zal reageren. Als we niets doen om onze productie van koolstofdioxide te
verminderen, is deze naar verwachting in het jaar 2060 verdubbeld. Met behulp van
klimaatmodellen voorspellen onderzoekers een verhoging van de gemiddelde temperatuur met
1,5 tot 4,5° Celsius, waarbij poolstreken 9° Celsius warmer worden en de tropen 3°
Celsius.
Een Warmere Wereld.
Wereldwijde opwarming zou leiden tot hogere temperaturen en veranderingen in
neerslagpatronen, wat op zijn beurt ernstige gevolgen voor de landbouw zou hebben. De
ACM's (algemene circumatiemodellen) wijzen erop dat de hoog ontwikkelde wereld op
middelmatige breedten waarschijnlijk profiteert van meer warmte en regen. Maar de derde
wereld (in de tropen en subtropen) zou lijden onder droogte en ernstige voedseltekorten.
De conclusie moet dus zijn dat het warmer worden van de aarde de kloof tussen ontwikkelde
en ontwikkelingslanden vergroot.
Naar het begin van deze pagina.