Kleur in de vorm van
pigment bestaat in de dampkring niet. De kleuren die we aan de hemel zien zijn het gevolg
van verstrooiing, breking en buiging van zonlicht door deeltjes in de atmosfeer.
Kleur en Licht:
Zonlicht beweegt door het zonnestelsel in rechte, onzichtbare golven. Dit 'witte' licht
is een
mengsel van alle kleuren (namelijk rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo
en violet) in het zichtbare deel van het spectrum van elektromagnetische straling. Iedere
kleur van het zichtbare spectrum heeft een andere golflengte: rood en oranje hebben de
langste golflengten, indigo en violet de kortste. Als het zonlicht in onze dampkring komt,
worden de lichtgolven in verschillende richtingen verstrooid door stofdeeltjes en
luchtmoleculen. De kortere, blauwe en violette golven worden effectiever verstooid
dan de langere, oranje en rode golven. Een mengsel van violet, blauw, groen en geringe
hoeveelheden van de andere kleuren wordt aan de hemel verstrooid. De combinatie van deze
kleuren levert blauw op. De precieze tint hangt af van de hoeveelheid stof en waterdamp in
de lucht. Waterdruppeltjes en stofdeeltjes maken de verstrooiing minder selectief, zodat
er relatief meer groen en geel bijkomen en de hemel grijzer wordt. Daardoor is de
zomerhemel in de geïndustrialiseerde Europese landen vaak fletser dan de stofvrije hemel
boven Australië en Afrika.
Wolkenkleuren:
Wolken zijn wit doordat alle kleuren van het spectrum worden verstrooid door de
waterdruppeltjes waaruit de wolken bestaan. Alle kleuren worden weer samengevoegd tot wit.
Als het licht niet tot bij de waarnemer geraakt, of als door een andere wolk een schaduw
wordt geworpen, kan een wolk grijs of zelfs zwart lijken.

De Wisselende Hemel:
Wanneer de zon opkomt of ondergaat, legt zijn licht een langere weg af door
de atmosfeer. Een groter deel van de kleuren aan het rode einde van het spectrum wordt
verstrooid en de hemel verandert van geel naar oranje en rood. De oranje en rode kleuren
van een zonsondergang kunnen worden versterkt door luchtvervuiling, roet en rook van
bosbranden en vulkanische uitbarstingen. Verstrooiing kan nog andere gevolgen hebben. Als
iets in de lagere atmosfeer, zoals een heuvel of wolk, een deel van het zonlicht
tegenhoudt, kan de rest van het licht zich als stralen manifesteren. Deze zogeheten
schemeringsstralen worden versterkt door de verstrooiing van het licht in de lucht tussen
het object en de waarnemer. De stralen lijken uiteen te wijken, maar dat is hetzelfde
soort optisch bedrog dat spoorrails bij het naderen van de horizon in één punt lijkt te
doen samenkomen.
Regenbogen en Halo's:
Als licht door een transparante stof beweegt, zoals glas of water, wordt het onder een
geringe hoek afgebogen, ofwel gebroken. Doordat verschillende golflengten (kleuren) onder
een verschillende hoek worden gebroken, zorgt dit proces ervoor dat de kleuren van het
spectrum zich van elkaar scheiden. Een regenboog ontstaat wanneer licht wordt gebroken als
het binnenkomt in waterdruppels en vervolgens door de achterwand van die druppels wordt
teruggekaatst. Elke kleur komt onder een iets verschillende hoek tevoorschijn. Omdat
dezelfde kleur onder dezelfde hoek uit de ontelbare druppels uittreedt, ziet de waarnemer
banden (of ringen) van kleuren. Een andere combinatie van refractie en reflectie
veroorzaakt optische effecten die halo's of bijzonnen worden
genoemd. Weer een ander proces, diffractie, de buiging van licht langs de rand
van een voorwerp, veroorzaakt gekleurde ringen die kransen worden genoemd. Zij treden
gewoonlijk op bij wolken op middelbare hoogten.
Naar het begin van deze pagina.