Weerkaarten zijn het resultaat van het concentreren van een enorme hoeveelheid informatie
in een standaardvorm. De kaarten bevatten de meest recente waarnemingen of het product van
verwachtingsmodellen en tonen de huidige weersituatie (synoptische kaart), of de
voorspelde situatie op een bepaald moment in de toekomst (prognosekaart).
Wat staat er op de kaart?
De meest opvallende details op een weerkaart zijn de gebieden met hoge en lage luchtdruk.
Vele weerkaarten tonen ook isobaren, ofwel lijnen van gelijke luchtdruk. Op zulke kaarten
staat bij iedere lijn een getal dat de luchtdruk in hectopascal (ofwel milibar aangeeft).
In een hogedruksysteem neemt de luchtdruk naar het centrum toe, terwijl hij bij een
lagedrukgebied naar het centrum afneemt.
Als de isobaren vlak bij elkaar liggen, wijst dit op krachtige winden, hetgeen gewoonlijk
het geval is bij lagedruksystemen. Omgekeerd heeft men bij een grote afstand tussen de
isobaren te maken met rustig weer en dat hangt gewoonlijk samen met een hogedruksysteem
(dat vaak mooi weer geeft). In de winter kan een hogedrukgebied 's nachts tot lage
temperaturen leiden en zowel 's winters als 's zomers veroorzaken ze vaak windstilte, die
de luchtverontreiniging sterk doet toenemen. De isobaren laten ook zien in welke richting
de winden rond de belangrijkste hoge- en lagedrukgebieden op een kaart waaien en of zij
lucht van lagere of hogere breedten aanvoeren. Op het noordelijk halfrond waait de wind in
een richting tegen de wijzers van de klok in rond een lagedrukgebied en met de klok mee
rond een hogedrukgebied. Op het zuidelijk halfrond is dit precies omgekeerd. Door de
windrichting te bepalen en de isobaren van het centrum van de hoge- en lagedrukgebieden
naar buiten te volgen, kan men afleiden waar dewind in de eigen omgeving vandaan moet
komen.
De bron van de wind zal een belangrijke invloed hebben op het soort weer dat het brengt.
Zo is lucht van hogere breedten in de winter koud en droog, maar als de lucht over zee
beweegt wordt zij verwarmd en verschijnen er wolken. Daardoor ontstaan in Noord-Amerika en
Europa ware koudegolven wanneer poollucht vanuit Noordwest-Canada of Siberië naar het
zuiden stroomt. Omgekeerd is de lucht die van lagere breedten komt warm en vochtig.
Weerkaarten tonen ook fronten. De lijnen met driehoekjes zijn koudefronten en die met
halve bolletjes zijn warmtefronten. Frontsystemen brengen vaak een weersverandering met
zich mee.
Het totaalbeeld.
Als men eenmaal een weerkaart kan 'lezen', zal die ook veel meer informatie opleveren. Let
op de belangrijke details om te kijken wat die betekenen voor de streek waarin men woont.
Men kan dan de beweging van druksystemen en fronten aflezen en zo afleiden wat voor
weersituatie men kan verwachten.
Weerkaarten en satellietopnamen.
Het combineren van informatie van weerkaarten en satellietopnamen kan méér
inzicht geven in de werking van het weer. De satellietopname laten duidelijk de
wolkenformaties zien, terwijl de drukpatronen op weerkaarten erop wijzen hoe de lucht
stroomt; waar de belangrijke fronten liggen en waar de luchtmassa's vandaan komen. Alles
samen laten zij zien hoe het weer wordt gemaakt.
Naar het begin van deze pagina.