Het tweede wolkengeslacht uit de hogere luchtlagen is
cirrocumulus. Klein en soms nauwelijks zichtbaar staan ze aan de hemel en veroorzaken soms
schitterende lichtbrekingseffecten. Als prachtig gekleurde nietige balletjes kunnen ze
soms de lucht bedekken.
Cirrocumulus vanuit het westen.
Hoogte: 6000 -
10000 meter.
Ontstaan: Als
eerste voorbode, na cirrusdraden, van een naderend warmtefront als gevolg van het
opglijden van warme lucht tegen minder warme. In de zomer ook wel tijdens onweersachtige
situaties en als overgang naar koel en onbestendig weer. De op die hoogte aanwezige lucht
wordt ten gevolge van de optilling een beetje onstabiel.
Betekenis voor het weer:
* Bij rangschikking in min of meer
evenwijdige banken, waarvan de randen gladgeslepen zijn, dus niet rafelig: geleidelijk
verder toenemende bewolking, maar weinig of geen regen (sneeuw).
* Bij rangschikking in banken met rafelige randen:
weersverslechtering.
* Liggen deze banken ver uit elkaar en trekken ze snel voorbij: na
ongeveer 6 tot 10 uur regen en wind, mogelijk zelfs stormweer.
* Komen deze banken tijdens warm weer uit zuidwest tot zuidoost, dan
volgt vaak al na 4 tot 8 uur onweer, gevolgd door een weersomslag.
Wolkenvariëteiten:
1. Cirrocumulus Undulatus: in golven; evenwijdige
banken.
2. Cirrocumulus Radiatus: in evenwijdige banden,
stroken of banen, schijnbaar uit één punt komend.
3. Cirrocumulus Duplicatus: in twee lagen.
4. Cirricumulus Translucidus: voldoende doorzichtig
om de plaats van de zon of maan vast te stellen.
5. Cirrocumulus Perlucidus: zeer kleine openingen
in uitgestrekte velden waar doorheen zichtbaar is wat zich daarboven bevindt.
6. Cirrocumulus Opacus: overwegend ondoorschijnende
uitgestrekte velden.
Naar het begin van de pagina.